Help de dieren

Sommige dieren in de stad hebben het moeilijk. Dit heeft vele oorzaken. Denk bijvoorbeeld aan veranderingen in de nest- en overnachtingsmogelijkheden in onze versteende buurten. Ook is er weinig natuurlijk voedsel te vinden doordat groen plaatsmaakt voor bebouwing.

Wil jij je inzetten voor bedreigde dieren zoals vleermuizen, gierzwaluwen en mussen? Of meehelpen aan het herstel van de biodiversiteit in de stad?

Lees hieronder hoe je dit kan doen.

Amfibieën

Wil je amfibieën zoals padden, kikkers en salamanders helpen?

Sluit je dan aan bij een paddenwerkgroep en help mee met de jaarlijkse paddentrek.

Heb je een (gevel)tuin? Richt die dan amfibievriendelijk in.

Amfibievriendelijke tuinen

Amsterdammers die hun tuin amfibievriendelijk willen (her)inrichten kunnen advies krijgen van vrijwilligers van GroeneBuurten.

De inrichting van je voor-, achter- of geveltuin is van groot belang voor de overlevingskansen van een amfibie. Denk aan minder tegels; een voldoende diepe en goed ingerichte vijver, passages naar de buren. Speciale beplanting met schuilmogelijkheden tegen vijanden als loslopende huiskatten maar ook een meeuw of reiger eet graag een amfibie. Veel van deze maatregelen dragen ook nog eens bij aan het regenbestendig maken van de woonomgeving.

Vrijwilligers van de werkgroep Paddentrek Vondelpark komen op afspraak langs voor advies en tips bij de (her)inrichting van je tuin. Wil je persoonlijk advies? Neem contact op met GroeneBuurten via info@groenebuurten.nl of 020-6628237.

Paddentrek

Elk voorjaar vindt in het Vondelpark een paddentrek plaats. Vanaf de schemering tot een uur of negen lopen vrijwilligers door het park met een emmer en zaklantaarn. Ze helpen amfibieën veilig over te steken van hun overwinteringsplaats in omliggende tuinen naar paarpoelen op de Koeienweide en Schapenweide. Het Vondelpark is niet een ideale plek voor de paddentrek. Brede lanen en diepe putten eisen een grote tol onder de trekkende amfibieën. Verstijfd door de winterkou zijn padden, kikkers en salamanders nog erg traag en omdat fietsers en sporters ze moeilijk kunnen zien worden ze vaak verpletterd onder wiel of schoen.

Meer weten over of helpen met de amfibieëntrek in het Vondelpark of andere locaties? Kijk op www.hetvondelpark.net, www.padden.nu of meld je aan via info@groenebuurten.nl.

Soorten bijen

Naast de honingbij, die in volken leeft, komen in Nederland meer dan 300 verschillende soorten wilde bijen voor. Wilde bijen leven solitair. Hoewel ze geen honing produceren, zijn ze erg belangrijk voor ons: 80% van de landbouwgewassen wordt door wilde bijen bestoven. Meer dan de helft van de in Nederland voorkomende wilde bijen wordt echter bedreigd.

Hoe helpen we de wilde bij?

Wilde bijen hebben plekken nodig om hun eitjes af te zetten. Wat voor plekken dat zijn, hangt af van de soort. In het algemeen geldt: bijen houden van rommelige hoekjes, met dode stengels, stukjes hoog gras onder een haag. Ruim je tuin dus niet strak op en knip dode stengels pas zo laat mogelijk in het jaar af. Bijen hebben daarnaast voldoende stuifmeel en nectar nodig, van het vroege voorjaar tot de late herfst.

Met welke planten helpen wij de bij?

Om solitaire bijen langdurig te helpen zijn inheemse, meerjarige planten of heesters/klimplanten het meest geschikt. Op www.drachtplanten.nl staan veel lijsten met geschikte planten.

Vaste planten

Vaste planten zijn geschikt als voedselplanten voor insecten. Daarmee kan je een mooie bloemenborder samenstellen. De Vlinderstichting en de Bijenstichting werken samen met Hello Garden. Onder deze merknaam vind je in veel tuincentra tafels met bijen- en vlinderlokkende planten. Het assortiment is niet biologisch gecertificeerd, maar de kweker, Griffioen, gebruikt tijdens de opkweek geen neonicotinoïden die voor bijen schadelijk zijn.

Ben je op zoek naar speciale planten? Bij diverse gespecialiseerde, kwekerijen zoals De Hessenhof, Kwekerij Depensens, kwekerij De Heliant en Kwekerij van Houtum kun je prachtige planten kopen. Een lokale kwekerij is Paul Wiering in Amsterdam.

Bloemenmengsels

Heb je een stuk grond dat alleen voor één jaar beschikbaar is of heb je weinig geld? Dan is het bloemenmengsel voor bijen een geschikt alternatief. Dit mengsel is populair bij honingbijen en hommels en bij sommige solitaire bijensoorten. De zadenmengsels van inheemse soorten zijn wel duurder dan andere zadenmengsels.

Maar ook met de inzaai van rode en witte klaver help je hommels en andere solitaire bijensoorten die enorme liefhebbers zijn van klaver. De Bijenstichting heeft deze klaversoorten als zaden te koop. De Bijenstichting verkoopt ook gifvrije zonnebloemen. Van enkele zonnebloemen worden de hommels al blij, en daar heb je bijna geen ruimte voor nodig.

Bijenhotels

In de winkels zijn vele soorten bijenhotels te koop; mooi om bijen een handje te helpen, denk je misschien? Helaas zijn de meeste bijenhotels vooral leuk om naar te kijken, en veel blije bijen zul je er niet in vinden. De stokjes en houtjes zijn vaak helemaal niet geschikt: ze zijn te kort, te dun en met scherpe randjes, of ze zijn aan beide kanten open. Neem liever een stuk hout en boor daar gaten in van verschillende diameter. Voor een mooi voorbeeld zie het bijenhotel van Caspar Janssen, de Volkskrant-natuurjournalist.

Je kunt bijen (en andere insecten) ook een goede schuilplaats of nestgelegenheid bieden met een rommelig stukje in je tuin of op het balkon. Laat oude bladeren en plantenafval gewoon liggen en zie wat er vanzelf opkomt (‘on’kruid is gewoon inheems groen). Een heerlijke toevluchtsoord voor allerlei insecten en het bodemleven eronder.

Wilde bijen in Amsterdam

Op de digitale kaart van de Gemeente kun je zien waar wilde bijen in de stad zijn waargenomen. Bij toekomstige tellingen zullen de waarnemingen hoogstwaarschijnlijk oplopen. Door het aanleggen van bloeiende inheemse begroeiing wordt geprobeerd de wilde bij terug naar de stad te krijgen. De voorlopige resultaten geven goede hoop. GroeneBuurten heeft de campagne Amsterdam zoemt, Creëer een bijenoase opgezet om hieraan mee te helpen. Er zijn onder andere allerlei waterplanten geplant in het Vondelpark en inheemse bloempakketten voor individuele tuinen en balkons.

Bron: Bijenstichting.

Gierzwaluwen zijn maar korte tijd in ons land. Zij komen hier alleen om te broeden, van mei tot en met juli. De rest van het jaar verblijven zij in Afrika. Ze broeden in kolonies en komen ieder jaar terug naar dezelfde nestplaats.

Vooral oude gebouwen in de binnenstad zijn in trek als broedplaats. Het is voor hen net een rotslandschap, vol met holtes waarin zij hun nest kunnen maken. In de hogere luchtlagen vangen ze insecten zoals muggen voor hun jongen. Eén gierzwaluw eet per dag ongeveer tienduizend insecten. Gierzwaluwen hebben het echter steeds moeilijker omdat steeds meer nestgelegenheden onder dakpannen verdwijnen door renovatie en nieuwbouw.

Nestgelegenheid

Het bieden van nestgelegenheid is de belangrijkste maatregel om gierzwaluwen te helpen. Er zijn speciale dakpannen of inbouwstenen voor gierzwaluwen te koop. Plaats nestpannen in groepjes, bij voorkeur op een hoek of langs de kopse kant van een gebouw, op het noorden of oosten.

De ontdekking van nieuwe nestplaatsen kan worden versneld door het geluid van de gierzwaluw af te spelen. Neem contact op met de Stadsvogeladviseur van de Vogelbescherming.

Wordt er een oud gebouw bij jou in de buurt gesloopt, dan is er een kans dat daar gierzwaluwen (en mussen en vleermuizen) verblijven. Je kunt ons een mail sturen zodat wij de sloop onder de aandacht brengen van organisaties die zich bezig houden met bescherming van deze vogels. Je kunt ook rechtstreeks contact opnemen met de Gierzwaluwwerkgroep via hun Facebookpagina; sinds 1993 zetten zij zich in voor de bescherming van gierzwaluwen in Amsterdam. Ook de Vogelwerkgroep Amsterdam zet zich in voor de bescherming van vogels en hun leefgebied.

Meer informatie nodig

Op de site van de gemeente staat een map met broedplaatsen van de gierzwaluw. De meeste verblijfplaatsen zijn geobserveerd vanaf de straatkant, dus wat er achter de gevels gebeurt, is maar ten dele bekend.

Mocht je nog verblijfplaatsen van gierzwaluwen missen op deze kaart of heb je aanvullende foto’s, meld dit dan alsjeblieft via de mail gierzwaluw020@amsterdam.nl. Je (nieuwe) gierzwaluwverblijfplaats wordt dan op de kaart gezet, aangemeld bij de Nationale Databank Flora en Fauna en onder de aandacht gebracht van vergunningverleners. Zo kunnen we deze bijzondere stadsvogel beter beschermen.

Wil je graag nestelende merels in jouw tuin? Ben je gek op pimpelmeesjes of heb je andere vogelwensen voor jouw tuin of balkon? Neem dan het volgende in acht:

De kern van een vogelvriendelijke omgeving is diversiteit. Denk hierbij aan verschil in hoogtes en soorten planten. Het is mooi als bodembedekkers, kruiden, bloemen, klimmers, struiken en bomen elkaar afwisselen in een tuin. Ook elementen als een klein vijvertje, pergola of stapelmuurtje zijn belangrijk. Zo vinden vogels en insecten het hele jaar voedsel, water, plekken om te nestelen en beschutting.

Neem vooral ook inheemse planten. Hier komen veel insecten op af, en meer insecten betekent ook meer natuurlijk voedsel voor vogels.

Algemene tips om meer vogels te trekken

  • Denk aan deze vier V’s: Voedsel, Voortplanting, Veiligheid en Variatie
  • Diversiteit als verschil in hoogtes, soorten planten en elementen. Het is goed als bodembedekkers, kruiden, bloemen, bomen, struiken en klimmers elkaar afwisselen.
  • Elementen als een vijvertje, composthoop, pergola en/of stapelmuurtje, zorgen daarbij voor een tuinopbouw waar vogels, amfibieën en insecten zich thuis voelen.
  • Groenhoudende struiken zijn ideaal voor beschutting in de winter.
  • Struiken of klimmers met doorns bieden veiligheid.
  • Zorg dat je tuin of balkon het hele jaar door iets te bieden heeft, qua voedsel of beschutting of nestelmogelijkheden.
  • Snoei je struiken en heesters niet tijdens het broedseizoen.
  • Wil je bepaalde vogels aantrekken? Doe eerst een vogelcheck op de website van de Vogelbescherming. Hier kun je zien welke vogels er bij jou in de buurt zitten. Als die er niet zijn, wordt het lastig.
  • Heb je een nieuwbouwwoning met ingebouwde dakgoten? Vogels kunnen daar niet meer zo makkelijk nestelen. Er zijn speciale dakpannen voor gierzwaluwen te koop of betonnen vogelhuisjes die zowel als uitbouw als inbouw opgehangen kunnen worden of inbouwstenen.
  • Zorg ook voor water, want dat hebben vogels nodig om te drinken en om hun verenkleed schoon te houden. Dat kan met een vijvertje, maar een waterbak is een goed alternatief. Ververs het water regelmatig.

Algemene tips voor vogelhuisjes

  • Hang een nieuw huisje al in september op. Dan kunnen de vogels eraan wennen en bij kou in de winter gebruiken om in te schuilen
  • Maak een oud huisje in september schoon met een kleine borstel en/of plamuurmes
  • In de winter kan het als schuilplaats dienen
  • Kijk in maart nog even of het huisje nog schoon is
  • Hang het twee meter van de grond vanwege katten
  • Katten kunnen goed op kastjes of takken klimmen, houd daar dus rekening mee
  • Hang een vogelhuisje niet midden in de volle zon. Plaats de vliegopening bij voorkeur in noordoostelijke richting
  • Houd de invliegroutes vrij van takken, bladeren, van alles.
  • Hang het huisje niet volop in de zon want dan wordt het snel te heet.
  • Laat het nestje volledig met rust als er wat in zit.

Advies op maat

Het is ook mogelijk hierover advies op maat te krijgen van speciaal hiervoor opgeleide tuinvogelconsulenten van de Vogelbescherming. GroeneBuurten interviewde in oktober 2019 vogelconsulente Doris Koolmees. Zij gaf ook alle bovenstaande tips. Wil je dus meer doen met je tuin of balkon en heb je speciefieke wensen, vraag dan via de site van Vogelbescherming een bezoek aan. De tuinvogelconsulent kijkt samen met jou wat er mogelijk is en komt met een gedetailleerd plan.

De huismus was zo’n dertig jaar geleden één van de meest voorkomende vogels in ons land. Overal zag en hoorde je de kwetterende groepjes. Daarna namen hun aantallen snel sterk af, in Amsterdam met afnames tot wel 90%. Hij staat daarom op de Rode lijst van Nederlandse broedvolgels. De vogeltjes, met de Latijnse naam Passer Domesticus, houden van een rommelige menselijke omgeving, terwijl onze stad steeds netter en meer versteend werd. We kunnen echter veel doen om de huismussen weer terug te krijgen in de buurt. Help jij ook mee?

Zorg voor voedsel

De belangrijkste maatregelen die we kunnen nemen, zijn het beschikbaar maken van voedsel en het creëren van nestgelegenheid.

Huismussen hebben tuinen of plantsoenen nodig met veel groen en hagen voor hun veiligheid en voor voedsel. Denk hierbij aan liguster, klimop, wingerd, vuurdoorn, meidoorn of een beukenhaag. Ze vinden veel voedsel in ruige stukjes, met onkruiden als bron voor zaden en kleine insecten. Een vijver, liefst met riet, biedt drinkwater en een bad, maar ook voedsel door de insecten die hierop af komen.

Mussen zijn erg plaatsgetrouw, hun leefgebied strekt zich meestal niet verder uit dan een paar honderd meter. Zorg dus samen met je buren voor meerdere groene stukken in de omgeving. En maak deze vooral niet te netjes; met wat rommelige stukken creëer je veel meer biodiversiteit. Niet alleen huismussen zijn daar dol op!

Creëer nestgelegenheid

Nestgelegenheid kun je op meerdere manieren aanleggen. Bedenk wel dat mussen in sociale groepen leven, dus zorg voor meerdere nestplekken samen. Houd een onderlinge afstand van minimaal 50 centimeter aan, of plaats de ingangen in een andere hoek zodat ze voor elkaar niet te zien zijn. Een basisvoorwaarde is wel voldoende voedselaanbod, want alleen nestplaatsen aanbieden in een verder steriele omgeving heeft weinig zin.

Er zijn verschillende nestkasten te koop. Bij renovatie of nieuwbouw kan een vogelvide onder de dakpannen ingebouwd worden. Er zijn losse nestkasten (waarvan je er meerdere plaatst), of mussenflats (een grote nestkast met meerdere nestplekken).

Een nestkast kun je ook zelf maken. Een uitstekende beschrijving voor het maken van een mooie mussenflat met drie appartementjes vind je bij de Haagse Vogelbescherming, inclusief handige tips over houtsoorten, ophangplaats en het voorkomen van vocht.

Hang de nesten met de vliegopening richting het noorden of oosten. Handig is dat de nestkasten niet schoongemaakt hoeven te worden. De mussen doen dat zelf.

Overige tips om mussen te plezieren

  • Heb je zelf een kat? Doe deze een belletje om, want huiskatten zijn de grootste landroofdieren van Nederland die vele vogels van het leven beroven.
  • Houd een zandig stukje vrij. Dat is onontbeerlijk om een stofbad te nemen, waarmee ze parasieten weren.
  • Biedt water aan, liefst in een vijvertje met langzaam aflopende rand, maar bij gebrek aan ruimte kan dit ook goed in een waterschaal. Zelfs op je balkon. Ververs het water regelmatig en maak de schaal maandelijks schoon, ook om ziekteverspreiding tegen te gaan.
  • Wordt er een oud gebouw bij jou in de buurt gesloopt, dan is er een kans dat daar huismussen (en gierzwaluwen en vleermuizen) verblijven. Stuur ons een mail via info@groenebuurten.nl zodat we de sloop bij verschillende organisaties onder de aandacht kunnen brengen. Je kunt ook de Vogelwerkgroep Amsterdam mailen; zij houden zich bezig met de bescherming van vogels en hun leefgebied.

Help mee om meer informatie over de mussenstand te krijgen

De stadsecologen maakten een digitale kaart waarop te zien waar huismussen voorkomen in Amsterdam.

Om deze bijzonder stadsvogels beter te beschermen, is het belangrijk om de kaart te blijven aanvullen. De meeste verblijfplaatsen zijn geobserveerd vanaf de straatkant, dus wat er achter de gevels of in de binnentuinen gebeurt, is maar ten dele bekend. Mocht je nog verblijfplaatsen van huismussen missen, mail dit dan aan huismus020@amsterdam.nl. Zij voegen het toe op de kaart, melden het bij de Nationale Databank Flora en Fauna en brengen het onder de aandacht van vergunningverleners.

Aanvullende informatie

Wil je meer weten over de huismus? Kijk dan eens op de website van de Vogelbescherming, met een filmpje en opnames van hun roep en zang, of lees hun factsheet huismus. Wil je ook meer specifieke informatie over de huismus in de stad, check dan de gemeentepagina. Bij SOVON, die het voorkomen en de ontwikkelingen van Nederlandse vogels bijhoudt, vindt je de laatste gevens over landelijke tellingen.

Van de 20 soorten vleermuizen in Nederland leven er bijna 10 in Amsterdam. Zoals de gewone dwergvleermuis, de ruige dwergvleermuis, de rosse vleermuis, de meervleermuis, de watervleermuis en de laatvlieger. Precieze aantallen zijn niet bekend maar naar schatting zijn het er zo’n 50.000.

In Nederland is de vleermuis een beschermde diersoort. Vleermuizen zijn vliegende zoogdieren en krijgen slechts 1 jong per jaar. Mannetjes en vrouwtjes paren in het najaar. Het vrouwtje bewaart het zaad van het mannetje in een klier in haar lichaam zonder de eicel te bevruchten. Na de winterslaap eet het vrouwtje eerst bij om haar vetreserve op peil te krijgen. Daarna vindt pas de inwendige bevruchting plaats. In mei krijgen de vrouwtjes hun jong. De vrouwtjes en jongen hangen in grote groepen van soms wel honderden bij elkaar in een kraamkolonie.

Een vleermuis eet in de zomer gemiddeld 3000 insecten zoals muggen, motten en kevers per nacht.

Vleermuizen houden een winterslaap van november tot en met maart.

Waar leven ze

Veermuizen verblijven overdag op donkere, droge en warme plekken zoals in spouwmurenen daklijsten van gebouwen, in speciale vleermuiskasten en in boomholtes.

In Amsterdam gaat het best goed met de vleermuis. Ze hebben wel last van een veranderende leefomgeving. Huizen worden steeds beter geïsoleerd waardoor de vleermuizen niet meer via kleine gaatjes in de spouwmuren of onder dakpannen kunnen komen. Gelukkig wordt er ook steeds meer natuurinclusief gebouwd. Nieuwbouwhuizen krijgen o.a. vleermuiskasten in de gevels en groene daken.

Stadsecologen van de Gemeente Amsterdam doen veel vleermuisonderzoek en houden de gegevens bij op een (nog niet beschikbare) digitale kaart. Zo is er steeds meer bekend over de verschillende winter-, zomer-, balts- en paarverblijven en kraamkamers.

Wat kan jij doen?

Je kan de vleermuizen op verschillende manieren helpen. Plaats bijvoorbeeld een vleermuiskast aan de muur van je huis. Zet verschillende inheemse planten , struiken en bomen in je tuin die insecten aantrekken, een lekker hapje voor de vleermuis. Een vijver zorgt voor drinken en trekt ook weer insecten aan. En heb je een kat, haal die dan in de zomermaanden naar binnen zodra het gaat schemeren.

Wordt er een oud gebouw bij jou in de buurt gesloopt, dan is er een kans dat daar vleermuizen (en mussen en gierzwaluwen) verblijven. Lees op Vleermuis.net wat je kunt doen om de bescherming van vleermuizen te helpen. Stuur eventueel ook een mail naar info@groenebuurten.nl zodat wij de sloop bij de juiste instanties onder de aandacht te brengen.

Als je overdag een vleermuis aan een boom ziet hangen of op een muur is er niet meteen iets aan de hand. Ligt er overdag een vleermuis op de grond, dan is deze misschien ziek, gewond of verzwakt.  Pak de vleermuis nooit op met blote handen. Bel eventueel een vleermuisdeskundige of opvangcentrum. Kijk voor verschillende situaties en advies op www.vleermuis.net.

Excursies

In het laatste weekend van augustus vindt de Nacht van de Vleermuis plaats. Een initiatief om aandacht te vragen voor deze kleine zoogdiertjes. Tijdens de Nacht van de Vleermuis zijn er in heel Nederland vleermuisactiviteiten voor jong en oud.

GroeneBuurten organiseert jaarlijks spannende excursies onder begeleiding van een stadsecoloog/vleermuisspecialist. Met een bat detector kan je de vleermuizen ook horen en wie weet ga je ze ook nog zien! De locatie varieert elk jaar, het ene jaar in het Vondelpark en het andere jaar in een andere buurt of park. Houd de Agenda in de gaten.

In Nederland leven meer dan 2400 soorten vlinders, maar slechts een klein deel daarvan zijn de vlinders die iedereen zo graag in de tuin ziet fladderen. Dat zijn de dagvlinders en daarvan leven er nu nog zo’n 53 soorten in ons land. De rest zijn nachtvlinders (ook wel motten genoemd) of micro-vlinders (heel kleine vlindertjes).

Vlinders hebben het moeilijk. Omdat hun leefgebied is aangetast zijn er al 17 soorten helemaal verdwenen uit Nederland. We kunnen vlinders meer kansen bieden met bloemenstroken en vlindervriendelijke begroeiing in de tuin.

Wist je trouwens dat een deel van de vlinders ook trekt, net als vogels? Soorten zoals de atalanta en de distelvlinder komen in mei uit het zuiden naar ons land gevlogen. Trekvlinders kunnen vele duizenden kilometers vliegen! Het is een enkele reis. Ze planten zich hier voort en gaan dan dood. Hun nakomelingen reizen dan in het najaar weer naar het Zuiden waar de cyclus van voortplanten en doodgaan zich herhaalt.

Zorg voor voedsel voor vlinders

Meer vlinders in de tuin, wie wil dat nou niet? Met deze tips maak je je tuin (of balkon) eenvoudig vlindervriendelijk en trek je vlinders aan. Ook goed voor bijen en andere insecten!

De meeste vlinders leven van nectar, een stroperig vocht dat ze uit bloemen halen. In nectar zitten suiker en kleine hoeveelheden eiwitten en vitamines. Vooral de vrouwtjes hebben dit nodig om eitjes aan te maken. Planten die nectar leveren worden drachtplanten genoemd. De Vlinderstichting heeft een top 10 van drachtplanten samengesteld waarmee je het hele jaar bloeiende planten in de tuin hebt en dus zorgt voor nectar van lente tot herfst.

Vlinders (en ook bijen) zijn gek op bloeiende kruidenhoekjes met rozemarijn, lavendel, kattenkruid, marjolein, tijm, of venkel. Hier is veel nectar te vinden.

Behalve nectar uit bloemen eten sommige vlinders ook nog ander voedsel. Atalanta’s en dagpauwogen bijvoorbeeld zijn dol op rottend fruit. Ze zijn daarom gemakkelijk te lokken met wat rotte appels of pruimen in de tuin.

Zorg voor voedsel voor rupsen

Veel rupsen zijn erg kieskeurig. De meeste vlinders leggen hun eitjes dan ook op planten die later door de rups gegeten zullen worden: de waardplant van de vlinder. Meestal zijn dit wilde plantensoorten, maar sommige gecultiveerde planten worden ook als waardplant gebruikt. Iedere soort heeft zo zijn eigen voorkeur.

Met wat brandnetels in de tuin maak je veel rupsen gelukkig. Zoals die van de kleine vos, dagpauwoog, landkaartje en atalanta. Zij eten alleen brandnetel. Andere rupsen eten alleen planten uit één familie, zoals de rupsen van de kleine vuurvlinder, die verschillende soorten zuring eten. De rupsen van het groot en klein koolwitje leven van koolplanten. De rupsen van het boomblauwtje hebben weer een andere smaak: zij houden van klimop, heide en hulst.

Daarnaast zijn er rupsen die niet erg kieskeurig zijn: die van het bruin zandoogje eten bijvoorbeeld vrijwel alle soorten grassen. Ook kruisbloemigen zoals damastbloem, koolzaad en Oost-Indische kers, look-zonder-look en pinksterbloem zijn in trek bij verschillende rupsen. Verder venkel, peen, dille en andere schermbloemigen.

Zorg voor afwisseling en warme, beschutte plekjes

Vlinders zijn koudbloedig en kunnen pas vliegen als hun lichaamstemperatuur 20 graden of warmer is. Plant je nectarrijke planten daarom op zonnige plekken, zodat vlinders daar hun vleugels kunnen opwarmen. Verder houden ze van afwisseling en variatie in soorten en hoogtes van planten. Bij eentonige flora raken ze de weg kwijt.

Zorg voor een veilige plek in de winter en gebruik geen gif

In de winter gaan vlinders die niet trekken in winterrust. Dit doen ze bij voorkeur tussen snoeihout of dode, droge plantenresten. Laat dit soort materialen dus achter in de tuin. Ook voor veel andere dieren, zoals vogels, egels, padden en vele insecten zijn dit belangrijke plekken in de winter.

Misschien ten overvloede, want je kunt het zelf al wel bedenken: gebruik geen gif in je tuin! Funest voor alle insecten, dus ook voor vlinders. En ook voor alle dieren die de rupsen en vlinders eten, zoals vogels, vleermuizen, amfibiën en egels.

Vlinders leren herkennen

Wil je graag vlinders kunnen herkennen? Op de website van de Vlinderstichting kun je een handige herkenningskaart downloaden of bestellen. Je kunt hier ook een gratis online boekje aanvragen over een vlindervriendelijke tuin.

Bij de vlindertuin Mot in Mokum kun je workshops volgen en zien hoe je een vlindertuin beheert. Je kunt hier zelfs tussen de rupsen en vlinders slapen, met observatieapperatuur om ze te bestuderen!. Een bijzondere ervaring.

Vlinders tellen om beter te kunnen beschermen

GroeneBuurten heeft twee telroutes voor het meetnet vlinders uitgezet in het Vondelpark. Een van de routes ligt op de ecologisch beheerde Koeienweide, de andere in de Slurf. Een aantal tellers registreert daar wekelijks de waargenomen soorten. Daarmee is het onderdeel van het Landelijk Meetprogramma Vlinders. Met dit onderzoek worden trends in de stand van de vlinderpopulatie in kaart gebracht en kunnen sneller maatregelen genomen worden ter bescherming. Wil je ook vlinderteller worden in het Vondelpark, meld je in het voorjaar aan via info@groenebuurten.nl.

Je kunt zelf ook bijdragen aan dit onderzoek door jouw eigen waarnemingen door te geven. Je kunt ze invoeren op verschillende platformen, afhankelijk van je voorkeur en of je ook andere waarnemingen (van bijvoorbeeld vogels of amfibiën) wilt doorgeven. Bij de Vlinderstichting staat een helder overzicht van waarnemingsplatformen waardoor kiezen gemakkelijker wordt.

Bron: www.vlinderstichting.nl