Het gaat nog steeds niet goed met de natuur in Nederland, ondanks allerlei maatregelen voor natuurherstel. Dat blijkt uit de cijfers die de Nederlandse overheid onlangs bij de EU heeft ingeleverd (Volkskrant, 5 dec). Ook in de stedelijke gebieden gaat het niet best.
De stad, vol met bebouwing en huisdieren
Zo hebben veel typische stadsvogels het moeilijk. Er komen steeds minder ruige en verwilderde stukjes in de stad, waar zij normaliter hun voedsel vinden. Door de betere isolering van huizen is er minder nestgelegenheid. Bovendien worden veel jonge vogels gedood door de grote hoeveelheid huiskatten. Mussen en spreeuwen bevoorbeeld zijn met meer dan de helft afgenomen! Ook kool- en staartmezen en groenlingen doen het slecht.
Bij mezen heeft hun voorliefde voor zachte nestbekleding negatieve gevolgen. Zij gebruiken graag honden- en kattenharen om hun nestjes zacht mee te bekleden. Maar deze zitten vaak vol met gif afkomstig uit de vlooienbanden van de huisdieren. Dat gif komt via de blote huid van de pasgeboren vogeltjes in hun bloed, waardoor zij nog in het nest sterven. Een andere oorzaak van vogelsterfte lijkt het gif van bestrijdingsmiddelen tegen de buxusmot- of de eikenprocessierups. Meer onderzoek is nodig, maar hoe dan ook kun je als bewoner een bijdrage leveren door geen gif te gebruiken.
Succesvolle soorten die meeliften met de mens
Enkele soorten zijn wel succesvol. Vooral de dieren die zich aan weten te passen aan de mens doen het goed. Zo groeit het aantal ratten goed op al het brood dat wij weggooien. En ook voedselopportunisten als kraaien, meeuwen en stadsduiven vinden allerlei lekkers om te eten in ons afval.
Dit biedt weer kansen voor een bijzonder terugkomer, de slechtvalk. Deze vogel was bijna uitgestorven door het gebruik van het bestrijdingsmiddel DDT. Nu nestelen zij op hoge gebouwen en torens en jagen vandaaruit op de goed doorvoede stadsduif.