Het kan in februari nog flink koud worden. Hebben wilde dieren dan wat hulp nodig? Ze redden zichzelf immers al sinds mensenheugenis in deze koude maanden. Toch kun je zeker wel wat doen.
Bijvoeren
Het bijvoeren van wilde vogels is geen overbodige luxe nu hun leefgebied op het platteland steeds meer afneemt, en de tuinen in de steden steeds meer versteend raken. Als u het leuk vindt om verschillende soorten in de tuin te krijgen, voer dan gevarieerd. Bied het voedsel op verschillende plaatsen in de tuin aan. Denk ook eens aan een halve appel, wat rozijntjes of gedroogde meelwormen. Geef sowieso géén brood of kliekjes aan wilde dieren, dus ook niet aan tuinvogels of eenden in het park. Brood en kliekjes zijn ongezond, dikmakers en bevatten veel te veel zout.
Water
Zet een lage schaal met water neer en ververs dit dagelijks. Tuinvogels kunnen hieruit drinken én badderen, want zo verzorgen ze hun veren, ook in de winter. Doe er nooit zout of suiker in tegen bevriezing want dat is heel ongezond voor hen. Als het water echt bevriest, pikken ze sneeuw of rijp om aan vocht te komen.
Zorg voor schuilplaatsen
Laat afgevallen bladeren en uitgebloeide bloemen liggen in de hoeken van de tuin tot aan het begin van de lente. Ze vormen een perfecte isolatielaag voor planten en een schuilplaats voor egels, insecten en vlinders. Hang nestkastjes nu al op zodat de vogels eraan kunnen wennen en er in kunnen schuilen bij kou.
Strooi geen zout maar zand
Als het glad wordt, strooi dan zand. Zout is slecht voor planten, bomen en het bodemleven in de tuin. Dieren zoals vogels of egels die het zout binnenkrijgen kunnen hier ernstige nierproblemen van krijgen. Scherp zand is net zo effectief en voor niemand gevaarlijk.